Veelgestelde vragen over de flexfactoren

Wij kunnen ons voorstellen dat het wijzigen van de flexfactoren vragen oproept. Deze vraag- en antwoordpagina geeft u uitgebreide informatie over de flexfactoren.

Flexfactoren zijn rekenregels of kengetallen waarmee wij het pensioen berekenen bij vervroegen (voor 68 jaar), uitstellen (na 68 jaar) of de keuzemogelijkheid hoog/laag op de ingangsdatum van het flexpensioen. De flexfactoren zijn afhankelijk van actuariële grondslagen. Actuariële grondslagen zijn bijvoorbeeld de rentestand en sterftekans. De flexfactoren wijzigen ieder jaar.

De pensioenregeling van SPW biedt een aantal flexibiliseringsmogelijkheden op het moment dat u met flexpensioen gaat. U kiest zelf het moment uit wanneer u met pensioen gaat. Bij vroeger of later met pensioen gaan dan de 68-jarige leeftijd spelen de flexfactoren een rol. Eerder met pensioen gaan, betekent bijvoorbeeld dat u een lager pensioen ontvangt, omdat wij het pensioen over een langere periode uitkeren.

De flexfactoren worden jaarlijks aangepast op basis van de dan geldende actuariële grondslagen en rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB. Tot en met 2022 wijzigden de flexfactoren vooral vanwege de steeds dalende rente. In 2023 wijzigden de flexfactoren omdat de rente relatief veel was gestegen na jaren van een daling. In 2024 wijzigden de flexfactoren weer omdat de rente wederom was gestegen en daarnaast is toen uitgegaan van de nieuwe overlevingskansen gepubliceerd door het Koninklijk Actuarieel Genootschap. In 2025 wijzigen de flexfactoren ten opzichte van 2024 nauwelijks, omdat de rente nagenoeg gelijk is gebleven en er geen nieuwe overlevingskansen zijn gepubliceerd. De rente is heel licht gedaald ten opzichte van de factoren 2024.

De flexfactoren zijn afhankelijk van actuariële grondslagen en de rente. Er wordt rekening gehouden met de levensverwachting van de deelnemers van SPW. Voor de rente wordt uitgegaan van de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door de Nederlandsche Bank per 31 mei. Voor de flexfactoren die voor pensioeningangen in 2024 van toepassing zijn, geldt de rentetermijnstructuur van 31 mei 2023 en voor de flexfactoren die voor pensioeningangen in 2025 van toepassing zijn gaat de rentetermijnstructuur van 31 mei 2024 gelden. De flexfactoren voor 2025 wijzigen ten opzichte van 2024 nauwelijks, omdat de rente ook nauwelijks is gewijzigd. De flexfactoren voor mannen en vrouwen zijn gelijk. 

De wijziging van de flexfactoren heeft invloed op alle pensioenkeuzes. De gewijzigde rente in de flexfactoren heeft de volgende uitwerking op pensioenkeuzes:

  • Pensioen vervroegen: Vervroegen is iets goedkoper geworden. Dit betekent dat de pensioenuitkering bij vervroegen iets hoger is geworden. Voorbeeld: bij vervroeging van het ouderdomspensioen naar ingangsleeftijd 66 jaar wordt het ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 68 in 2024 vermenigvuldigd met een factor 0,8777 en in 2025 vermenigvuldigd met een factor 0,8784. Bij een iets lagere rente levert vervroegen iets meer pensioen op.

  • Pensioen uitstellen: Uitstellen is iets duurder geworden. Dit betekent dat de pensioenuitkering bij uitstellen iets lager is geworden. Voorbeeld: bij uitstel van het ouderdomspensioen naar ingangsleeftijd 70 jaar wordt het ouderdomspensioen met ingangsleeftijd 68 in 2024 vermenigvuldigd met een factor 1,1508 en in 2025 vermenigvuldigd met een factor 1,1499. Bij een iets lagere rente levert uitstellen iets minder pensioen op.

  • Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen: De inkoop van extra partnerpensioen uit ouderdomspensioen is iets goedkoper geworden. Een deelnemer krijgt hierdoor meer partnerpensioen voor uitgeruild ouderdomspensioen. Voorbeeld: Op 68-jarige leeftijd levert uitruil van € 1.000,00 ouderdomspensioen in 2024 € 3.257,40 en in 2024 € 3.279,40 extra partnerpensioen op.

  • Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen: De inkoop van extra ouderdomspensioen uit partnerpensioen is iets duurder geworden. Een deelnemer krijgt hierdoor minder ouderdomspensioen voor uitgeruild partnerpensioen. Voorbeeld: Op 68-jarige leeftijd levert uitruil van € 1.000, 00 partnerpensioen in 2024 € 183,70 en in 2025 € 182,50 extra partnerpensioen op.

  • Afkoopfactoren: Afkoop van klein pensioen levert in 2025 iets meer op dan in 2024.

Nee. Het pensioenplan dat vóór 1 juli werd gemaakt is gebaseerd op de flexfactoren van 2024. Alleen als de gekozen pensioendatum in 2024 valt, zijn de oude flexfactoren van toepassing. Als de gekozen pensioendatum in 2025 ligt, dan zijn dan flexfactoren voor 2025 van toepassing.

Als de gekozen pensioendatum in 2024 valt, dan zijn de flexfactoren voor 2024 van toepassing. Als de gekozen pensioendatum in 2025 ligt, dan zijn dan flexfactoren voor 2025 van toepassing. 

De flexfactoren voor 2025 zijn sinds 1 juli 2024 bekend. Als de berekening vóór 1 juli is gemaakt en de pensioendatum na 1 januari 2025 lag, werd er bij een berekening die vóór 1 juli 2024 werd gemaakt nog gerekend met de flexfactoren van 2024.

Nu de nieuwe flexfactoren bekend zijn, wordt er bij een gekozen pensioendatum vanaf 1 januari 2025 gerekend met de flexfactoren van 2025.

Let op: dit betekent ook dat als de gekozen pensioendatum na 1 januari 2026 ligt, de pensioenbedragen nog voorlopig zijn en uiteindelijk zullen worden berekend met de flexfactoren voor 2026.

Met de flexfactoren voor 2025. Dit zijn de nieuwe factoren.